
“Wat typeert nou een échte Trompenberger?” vroeg de jonge journalist in spé aan de buurtbewoonster die al meer dan veertig jaar woonachtig was in (op?) Trompenberg. Ze keek wat verbaasd en er viel een lange stilte.
De jongen had op zijn School voor de Journalistiek geleerd dat je die stiltes vooral niet moest onderbreken. Ook was hem verteld dat lokále journalistiek de toekomst had. Dus had hij zich voor z’n eindproject vastgebeten in die typische wijk in Hilversum, die hij van naam kende al was hij zelf afkomstig uit Over ’t Spoor, de spreekwoordelijke arbeiderswijk aan de andere kant van de spoorlijn.
“Tsjonge, daar vraag je me wat,” zei de vrouw na een lange pauze. “Maar ik weet wat. Als iemand hier in de wijk een wandelingetje gaat maken, loopt-ie op straat! Voordeur uit, tuin door en stoep overslaan. Die zijn namelijk in zo’n slechte staat, dat er bijna niet meer over te lopen valt…”
En nu was de leerling journalist even uit de lood geslagen. Hij dacht bij Trompenberg vooral aan luxe auto’s op de ruime oprit, door groenbedrijven goed onderhouden tuinen, misschien zelfs een beetje bekakte spraak, met natuurlijk de beruchte Gooise huig-rrrr.
“Oh ja, ik weet er nog één,” voegde ze er lachend aan toe. “Niemand gebruikt hier z’n richtingaanwijzer, als-ie met de auto door de wijk rijdt.” Nou dacht de jongen altijd al dat Trompenbergers rijk en lui waren, maar deze vorm van luiheid ging hem wel wat ver. “Hoezo, geen richting aangeven?” En de vrouw, die zelf ook lang geleden journalistiek had gestudeerd, liep vervolgens leeg met feiten.
Ze vertelde hem over de oorsprong van de wijk: het moest een gezond ‘kürort’ worden, ook voor de rijken uit het sterk vervuilde Amsterdam waar het riool door de stinkende grachten stroomde. Er werden grote kavels verkocht, voor villa’s met ruime tuinen. Maar de zakenlui moesten natuurlijk wel naar de net aangelegde spoorlijn kunnen, om naar hun kantoor en/of de beurs in Amsterdam te gaan. En dat ging in die tijd alleen nog met paard en wagen. Dus waren de wegen breed en de bochten ruim. Er moest immers een koets met twee paarden en een tegemoetkomende soortgelijk vervoermiddel op kunnen – en scherpe bochten waren uit den boze.
“Iedere automobilist denkt hier dat-ie rechtdoor rijdt en dat die ander juist afslaat… Vandaar!” En ze vertelde hoe moeilijk het is om onbekenden die op zoek zijn naar een adres, de juiste weg te duiden: “Je kan hier nooit zeggen eerste rechts en dan de tweede links, haha.” Ze keek haar ondervrager aan en zag dat hij in verwarring was. “Maar dat is niet wat je wil weten he?” Nee, inderdaad. En hij vertelde dat hij, zoals hij geleerd had, vooraf research had gedaan. “Je bedoelt dat je op internet “Trompenberg” geGoogled hebt?” Inderdaad. En daar vond hij een litanie aan negatieve uitlatingen over de wijk… “Kun je voorbeelden noemen?”
De jongen pakte z’n telefoon, klikte een aantal links aan en liet haar lezen:
Het eerste droeg de kop: Weer gaan de rijken voor. Een publicatie van de Gooi en Eembode. Net als de afgelopen winters wordt in postcodegebied 1217 (Noordwestelijke villagebieden) vrijwel elke straat gestrooid, terwijl in Hilversum-Noord en Over ’t Spoor (grofweg de postcodegebieden 1221 en 1222) tal van straten pas na dagen door strooiploegen onder handen worden genomen.
En dan was er deze: De kieslijst van de Hilversumse VVD-fractie voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart is opgesteld uit Hilversummers uit alle wijken en buurten. „Dus niet vol met mensen uit Trompenberg”, streept campagneleider Emile Blomme alvast een vooroordeel weg.
Of deze: “Onze leefbaarheid én de rechtstaat moeten in goede handen zijn, ook bij de gemeente. Dat gevoel hebben wij dus niet.” Dus rest er nu nog maar één ding voor de verenigde bewonersverenigingen: de zaak aanhangig maken bij de rechtbank. “Dit hadden ze nooit van ons verwacht. Wij zijn natuurlijk niet de Trompenberg, want wij wonen in oude wijken”.
Zelfs de voormalige burgemeester doet er aan mee… ” ’t Melkhuisje is niet echt zijn club, bekent Broertjes. ,,Mijn moeder wilde hier geen lid worden, hoewel ze ook heel mooi woonde aan de Oude Enghweg. Toch te kakkineus, vond ze het hier.’’
En dan was er nog deze: Maar verder bevalt de woning dus prima. “En dan wordt er gezegd dat de prijs veel te hoog is voor de Minckelersstraat. Maar dit is geen Minckelersstraat. Dat zeggen mensen, bijvoorbeeld uit Trompenberg die heel denigrerend zijn.”
Ze hield op met lezen. “Die heel denigrerend zijn? Waar halen ze dat vandaan?” Natuurlijk kan ze zich er wel iets bij voorstellen. Ze is zelf onlangs verhuisd van een vrijstaand gemeentelijk monumentje naar een apartement (een slimme meid is op haar toekomst voorbereid, zegt ze lachend). En ze moet nog steeds wennen aan het feit dat ze hoorbare buren naast en boven zich heeft. De meeste bewoners van Trompenberg wonen inderdaad heel erg mooi en rustig. Niet te vergelijken met rijtjeshuizen in smalle straatjes of aan een drukke weg. Maar dat ze mooi wonen, wil toch nog niet zeggen dat ze alleen maar uit zijn op eigenbelang en niets waard zijn voor de rest van de samenleving?
“Kijk, het zou voor de beeldvorming goed zijn als men zich realiseert dat in onze villawijk ook een hoog percentage verstandelijk of lichamelijk beperkte mensen woont. Veel van die oude villa’s zijn in gebruik genomen als bijvoorbeeld – zoals dat toen heette – gezinsvervangend tehuis. Ik woonde er ook naast. Mijn toenmalige buurvrouw Elly, één van de eerste vrouwelijke makelaars in Nederland, vertelde me lachend dat als ze kijkers naar mijn latere huis vertelde wie de buren waren, die onmiddellijk in hun auto sprongen en weer wegscheurden… Daar wilden ze niet naast wonen. Ik had de leukste buren, die nog steeds, drie keer in de week, bij me langskomen voor een kopje koffie of het uitlaten van de hond.
En dat zogeheten gezinsvervangende tehuis was in de vroege jaren zestig pas het vierde in z’n soort in Nederland dat hier haar deuren opende. De buurt vond het prima en werkte er graag aan mee.”
Ook wijst ze naar de onderhoudswerkzaamheden die de buurt verricht op het zogeheten Heksenweitje, een stuk grond tussen het Mediapark en de wijk, achter het terrein van de Kinderboerderij. Eenmaal per maand komen vrijwilligers bijeen om ongewenste wildgroei uit te roeien en biodiversiteit te bevorderen. De buurtvereniging zorgt ervoor, in overleg met deskundigen, dat er eenmaal per jaar gemaaid wordt. Waarna de buurtbewoners samen op een feestelijk zaterdag alles opruimen, oftewel hooien.
En toen via de buurtvereniging bekend werd dat de kinderboerderij er slecht voorstond, sprongen diverse bewoners financieel bij. Eén buurtbewoner schonk zelfs een compleet nieuw herten-schuilhuis.
“Tjsa, dat wist ik allemaal niet. Ik las er niets over in de krant…” zei de jongen schuchter. Nee, inderdaad, misschien zorgen we niet goed genoeg voor onze eigen publiciteit, concludeerde z’n gesprekspartner. “Nee, dat is ’t niet” zei hij. “Maar ik weet nu wel: ik ga voor een nieuw eindproject. Hoe lokale journalistiek vooroordeel-bevestigend kan werken. Ben benieuwd wat de Gooi en Eemlander en -bode daarop te zeggen hebben :-)”
De vrouw keek blij verrast op: “Dan ben je wat mij betreft al geslaagd! En weet je wat ’t is? Iedereen is hier altijd druk met de vraag of Hilversum nu een stad of een dorp is. En ze hebben ’t nog steeds niet in de gaten! Kijk eens van boven. Hilversum is een BEEST van een dorp. En wij wonen toevallig in het neusje van de zalm…”
