Categorie: Geschiedenis

Het Heksenweitje, hart van Trompenberg – alsof het altijd al zo heette…

Ingeklemd tussen het Mediapark, de kinderboerderij en Trompenberg Oost ligt het Heksenweitje. Een prachtig, ongerept natuurgebiedje dat de status historisch natuurlandschap draagt. Want het is de enig overgebleven onbebouwde ‘eng’ of akkergebied van de Ergooiers in Hilversum, waar nog oorspronkelijke enkeerdgrond is te vinden, ontstaan door het langdurig opbrengen van mest uit potstallen in ‘het dorp’. Vrijwilligers van de buurtvereniging onderhouden het terrein één keer per maand en één keer per jaar wordt er gemaaid en gehooid.

Maar waar komt nu die naam vandaan?
Op een Facebook-groep van Hilversummers verscheen enige tijd geleden een fascinerende uitleg… Over het Heksenweitje liep een pad, het Dievenpaadje. Dat liep (en loopt deels nog) van de Kerbrink naar Naarden. Gearresteerde verdachten, die werden vastgehouden in de kelder van het oude Raadhuis aan de Kerkbrink, liepen die route onder begeleiding van een koddebeier (agent) naar het rechthuis in Naarden waar hun zaak zou voorkomen. Op het akkergebied dat doorkruist werd door hun paadje zouden vrouwen aan het werk zijn. De arrestanten spraken ze vaak aan, maar kregen meestal geen aandacht. Dus werden die vrouwen heksen genoemd.

Kinderfantasie, in 1981
Niets blijkt minder waar – of zó oud… zo meldt ons oud-buurtbewoonster Adrienne Maclaine Pont. De naam werd bedacht door haar dochters Pol en Suze, toen 8 en 6 jaar oud. De familie was net teruggekeerd van een verblijf in Amerika. Dat was in 1981. “Omdat ons huis aan de Ceintuurbaan nog geschilderd werd, woonden we tijdelijk in Huizen, in een huis dat we van vrienden mochten lenen. Elke dag bracht ik mijn dochters naar de Godelindeschool en we gingen dan natuurlijk ook de buurt verkennen, ons huis bekijken en over het grote weiland wandelen. Als het mistte, kreeg dat weiland iets spookachtigs en gecombineerd met de geluiden van de kinderboerderij werkte dat erg op de fantasie van de meisjes die toen nog heilig geloofden in kabouters, spoken en heksen. In de VS waren ze natuurlijk veel met heksen en spoken in aanraking geweest tijdens Haloween!”

Eerst de Kinderboerderij redden…
Adrienne werd na de verhuizing naar de Ceintuurbaan eerst samen met buurvrouw Guy Terbraake en Machteld Voorst Vader actief om de kinderboerderij te redden: de gemeente wilde het beheer van deze activiteit stoppen uit bezuinigings-overwegingen. Gelukkig kon dankzij hen de net opgerichte stichting Vrienden van de Kinderboerderij de exploitatie – tot op de dag van vandaag – overnemen.

… en toen het Heksenweitje
Even later ontstond een nieuwe ‘dreiging’ doordat de gemeente het Heksenweitje wilde volbouwen met 250 woningen. En het terrein zou ontsloten moeten worden via de kinderboerderij. Dus werd na de stichting een vereniging opgericht: Buurtvereniging Trompenberg Oost. En die wist te voorkomen dat het weitje werd volgebouwd. “De gemeente Hilversum dacht dat het een oude naam was die al heel lang bestond en de Buurtvereniging Trompenberg Oost heeft hen maar in die waan gelaten,” aldus Adrienne.

“Ik woon nu al bijna 25 jaar in Friesland maar wij hebben met ons gezin 17 jaar lang een heerlijke tijd gehad op de Ceintuurbaan. Onze jongste dochter Iep is er geboren, mijn man Piet heeft zijn hele jeugd in Hilversum gewoond, mijn schoonouders woonden er, ik logeerde er als kind vaak, kortom: we hebben nog steeds een band met Hilversum. Mijn 3 dochters gaan nog af en toe kijken bij “ons huis”. Inmiddels weten de 8 kleinkinderen ook alles van het Heksenweitje.”
Dank, Adrienne, voor je inspanningen (ook namens de kinderboerderij) en altijd van harte welkom op jouw Heksenweitje, dat er nog mooier bijstaat dan ooit tevoren.

Historische buurtwandeling groot succes

Op Tweede Pinksterdag verzamelden zich zo’n 20 voornamelijk nieuwe buurtbewoners bij het bankje/de parkeerplaats op de Ceintuurbaan. Ze hadden zich opgegeven voor een wandeling, waarbij buurtbewoner, historicus en mede-oprichter van de buurtvereniging Pieter Hoogenraad ze zou inwijden in de geweldige geschiedenis van onze wijk.
Het was het huidige bestuur opgevallen, dat er de afgelopen tijd veel ouderen uit de buurt vertrokken (bijvoorbeeld naar een kleinere woning of een makkelijker te onderhouden appartement) en dat er een behoorlijke aanwas was van jongere inwoners, vaak ook met kinderen. Een onderzoek wees uit dat maar liefst meer dan 150 adressen in Trompenberg Oost niet op de ledenlijst voorkwamen…

Dus werd er een folder gemaakt die op al die adressen werd afgeleverd – met de uitnodiging om kennis te maken met de geschiedenis van onze buurt. Het werkte!

Het was voortreffelijk wandelweer en om twee uur zette de stoet zich in beweging. Eerst werd de noordkant van de wijk onder ogen gebracht: de nog zichtbare oorlogschade aan een oude tuinmanswoning, de monumentale villa’s langs de Godelindeweg, de watertoren (waar oorlogschade ook nog zichtbaar is, als je goed kijkt). Pieter vertelde over de oorsprong van de Godelindeweg, een doodlopend weggetje dat na bombardementen van de geallieerden in 1944 opeens een doorgaande weg kon worden. “Nu begrijp ik waarom er bij ons in de voortuin een prachtig terrasje is. We vroegen ons al af waarom je nou juist daar, bij die drukke weg, buiten zou moeten gaan zitten. Maar het huis was ontworpen in de jaren dertig, he?”

Via het Dievenpaadje (“Hier ben ik nog nooit geweest! Maar ja, we hebben geen hond – en dan mis je toch iets”) werd stilgestaan bij de oorsprong van het Heksenweitje, de plannen om het vol te bouwen en – mede daardoor – het ontstaan van de buurtvereniging. Via het weitje werd het Dievenpaadje verder vervolgd en stilgestaan bij Villa Spijkerpolder, van architect Salm, gebouwd in opdracht van Emil Luden, de langjarige voorzitter van de Erfgooiers. Waar hij ooit het Gemeenlandshuis, het Erfgooiers hoofdkwartier, in die polder liet bouwen (architect De Bazel) hadden we nu breed uitzicht op het moderne pand van de NOS… Even later kwamen we langs het ‘oude’ pand van (ook) de NOS: Villa Heideheuvel, waarna de voetreis werd voortgezet in weer noordelijke richting. Terug naar het beginpunt, om de fietsen op te halen…

Al met al was de groep zo’n kleine twee uur onderweg. In de hoop dat men zich nog meer thuis en vooral betrokken is gaan voelen, werden lidmaatschapsformulieren uitgereikt. Hopelijk ziet de vereniging binnenkort een stevige aanwas!
Ook even meewandelen? Bekijk de foto’s hier (klik op de foto voor een groter beeld).

Wandelroute Trompenberg en Villaparken

Oorlogsgeschiedenis vastgelegd in audiovisuele app

"Omdat 4 en 5 mei dit jaar opnieuw door de lockdown in kleine kring moeten worden herdacht, heb ik besloten audiovisuele wandelroutes over de oorlog in Hilversum te ontwerpen." Dat meldde oud-buurtbewoner Bob Kreiken ons onlangs. Oud? Nou ja, 't is maar wat je oud vindt… Bob is 22 jaar en woont inmiddels niet meer hier, want hij studeert Bos- en Natuurbeheer in Wageningen.

“Al van kinds af aan ben ik geïnteresseerd in de oorlog. Mijn grootouders maakten de oorlog mee en met mijn vader bezocht ik onder andere Kamp Westerbork en de D-Day stranden in Normandië. Met vrienden bracht ik een bezoek aan Auschwitz-Birkenau en ging op zoek naar oorlogssporen van operatie Market Garden rondom Arnhem. Al deze ervaringen lieten diepe indrukken na. Hoe kan de mens aan de ene kant zo wreed, maar aan de andere kant toch ook zo dapper en humaan zijn?”

Oorlosggeschiedenis beter op de kaart
Bob ging ook op zoek naar oorlogsverhalen in zijn eigen omgeving en vond die snel. “Bijna was het wonderschone Hilversumse raadhuis groen geverfd als camouflage tegen geallieerde bombardementen. Het kwam er van af met camouflagenetten. Over mijn oude scholen – de Godelindeschool en het Gymnasium – vond ik verhalen van schaarste, vervolging en verzet door scholieren. En naar mijn studentenstad Wageningen, bekend om de vredesonderhandelingen, vertrok de Duitse generaal Blaskowitz toen vanuit zijn immense bunker in Hilversum. Een bunker die nu vrijwel overgroeid en verborgen is. Dat was voor mij het teken dat de Hilversumse oorlogsgeschiedenis beter op de kaart moet worden gezet,” aldus Bob.

Waard om deze ‘reis’ te maken
Hij ging aan de slag en ontwikkelde een eerste audiovisuele wandel- en fietsroute langs plekken en gebouwen die de gebeurtenissen tussen 1940 – 1945 zichtbaar en herkenbaar maken. Het is de eerste van meer routes door Hilversum en hij koos voor de hem van jongs af aan bekende omgeving: Trompenberg en de Parken. Die route is nu af. En al twee keer beoordeeld: “Opdat wij nooit vergeten. Chapeau voor deze zeer interessant en erudiete uiteenzetting,” schrijft Jim. En Denzell tekent op: “Ongelooflijk mooie route. Waard om deze ‘reis’ te maken.”

Hoe werkt het?
Download op mobiele telefoon of tablet de app izi.travel. Zoek daarna op Oorlog in Hilversum: Wandelroute Trompenberg en Villaparken. Of open hier de complete link: https://izi.travel/nl/9c26-oorlog-in-hilversum-wandelroute-trompenberg-en-villaparken/nl
Of gebruik de onderstaande QE code.

Doe de oordopjes in en start het programma, volg de route-instructies. Bob gaat mee op reis, want hij vertelt bij sommige plaatsen interessante verhalen. Hij heeft bij elke plek beelden weten te verzamelen van toenmalige bewoners of het gebouw in die tijd. De route start bij de Godelindeschool en eindigt op de Beethovenlaan.

Lokale context wordt begrijpelijker
“Mensen zijn steeds meer gaan wandelen en Hilversum kent een bijzondere maar helaas relatief onbekende oorlogsgeschiedenis. Door deze wandelroutes met beelden van toen en nu langs monumenten, landschappen en nog bestaande gebouwen in de eigen wijk te lopen, komen de verhalen van de bezetting, slachtoffers en het verzet dichterbij. Bovendien wordt de complexe tweede wereldoorlog door deze in de lokale context te plaatsen, een stuk begrijpelijker,” aldus Bob.
Heeft u nog interessante verhalen uit die tijd, persoonlijk meegemaakt of uit overlevering? Laat het ons weten en we geven het door!

Geschiedenis van villapark Trompenberg

Op woensdag 25 april 2018 organiseerden buurtverenigingen Trompenberg-Zuid en Trompenberg-Oost een gezamenlijke bijeenkomst met een lezing over de geschiedenis van hun wijk. Dat gebeurde in het MuziekCentrum voor de Omroep. Meer dan twee uur hingen meer dan 80 bezoekers aan de lippen van buurt-historicus Pieter Hoogenraad, die met woord en beeld een uitvoerig overzicht gaf van de historie. Daaraan voorafgaand gaf Meindert Tepper een kort inzicht in de geschiedenis van de plek waar we bijeenkwamen: de historische (en recent gerenoveerde) Studio 2. Zie de fotoreportage van de geslaagde bijeenkomst onderaan dit artikel.
Voor al diegenen die niet meer in de studio pasten, hier een overzicht van hetgeen Pieter vertelde. Klik op de foto voor een grotere afbeelding? (En dan weer op het pijltje ’terug’ voor de rest van de tekst).
Leestijd: ca. 25 minuten (en zeer geschikt voor een spreekbeurt…)

(Jubileum-uitgave De Trompenberger, februari 2013)
Door Pieter Hoogenraad

Toen een aantal bewoners 25 jaar geleden het initiatief nam tot de oprichting van de buurtvereniging Trompenberg-Oost, bestond de wijk Trompenberg al meer dan een eeuw. In 1875 besloten enkele lieden, van wie Jacobus Penn (1821 -1890) en Johan Fredericus van Hengel (1821 – 1892) de belangrijkste waren, namelijk tot de oprichting van de N.V. Herstellingsoord De Trompenberg. Zij kochten van de invloedrijke notaris Albertus Perk een terrein met een oppervlakte van 38 hectare aan de noordkant van het dorp Hilversum. Het was het gebied dat liep vanaf de ’s Gravelandseweg ter hoogte van het begin van de Trompenbergerweg tot aan de Doodweg. In het westen vormde de Bussumergrintweg de grens, in het oosten was dat de Hoge Naarderweg.

Gedreven artsen, gehaaide ontwikkelaars
Penn en Van Hengel waren beiden arts. Zij deelden hun onvrede over de slechte kwaliteit van de gezondheidszorg.
Van Hengel schreef een indrukwekkend boek over de gezondheidstoestand van de Hilversumse bevolking. Met veel compassie beschreef hij daarin de schrijnende toestand in het dorp waar mensen en dieren dicht op elkaar woonden. Vooral de aanwezigheid van mestvaalten en het ontbreken van gezuiverd water wees hij aan als de oorzaken van het hoge sterftecijfer onder de bevolking. Zijn beeltenis is nog steeds te zien aan de gevel van de apotheek op de hoek van de Kerkbrink en de Vaartweg.

Ook Penn ging de gebrekkige kwaliteit van de medische zorg ter harte. Tijdens zijn carrière zette hij zich met succes in voor de controle door de overheid op de gezondheidszorg.

Maar hun betrokkenheid als medici belemmerde de beide artsen niet om zich ook als handige projectontwikkelaars te profileren.

De opkomst van de villaparken
Het laatste kwart van de negentiende eeuw was een periode waarin de welvaart in Nederland voor grote delen van de bevolking toenam. Dat was te danken aan verbeteringen in de infrastructuur zoals het graven van het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg, de aanleg van spoorlijnen, de opkomst van de industrie en niet in de laatste plaats de winsten die in Nederlands-Indië werden gemaakt. In Nederland ontstond langzaam maar zeker een middenklasse die het zich kon veroorloven in een geriefelijke woning ‘op stand’ te wonen. In Engeland waren de villaparken waar luxueuze landhuizen stonden in een parkachtige omgeving populair als woonoorden voor de nieuwe elite. Die mode woei al snel over naar Nederland en plaatsen als Apeldoorn, Wassenaar, Heemstede en Nijmegen waren maar al te graag bereid hun medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van villaparken op hun grondgebied. Zo deed ook de N.V. Herstellingsoord De Trompenberg haar inspiratie op voor een Hilversums villapark rond de Trompenberg.

Hilversum in de negentiende eeuw
Hilversum stond ten tijde van de oprichting van de N.V. aan de vooravond van een onstuimige groei. In 1874 was de spoorverbinding naar Amsterdam en Amersfoort feestelijk in gebruik genomen. De tijd van de trekschuit was voorgoed voorbij. Hilversum lag op een half uurtje treinen van Amsterdam en inwoners van de hoofdstad die het zich konden veroorloven besloten zich op de goedkope zandgronden van ‘t Gooi te vestigen. Dat betekende de instroom van een heel nieuwe bevolkingsgroep.
Hilversum was van oudsher een klein dorp op de onvruchtbare zandgronden van ‘t Gooi. De overwegend agrarische bevolking woonde in de boerderijen en landarbeidershuisjes die in het dorp stonden. De boeren weidden hun schapen op de heidegronden rond het dorp en hun koeien op de graslanden bij de Hilversumse Meent. Rond het dorp lagen de engen, de landbouwgronden waar vooral rogge, gerst en boekweit werden verbouwd.
Vanaf de zeventiende eeuw ontwikkelde zich een textielindustrie in Hilversum. Het dorp genoot een zekere faam op het gebied van het weven van wollen en koeharen tapijten en katoenen stoffen.

In de loop van de negentiende eeuw bestond er steeds minder behoefte aan de engen met hun schaarse opbrengst. Stukken daarvan werden verkocht en dat gold ook voor delen van de heidevelden in de omgeving. Aan de bestrate weg tussen ’s-Graveland en Soestdijk ontstonden buitenplaatsen zoals Heuvelhoeve (1834), Wisseloord (1835) en Lindenheuvel (1836).
Na de komst van het spoor vestigden zich er vooral rijke Amsterdammers die hun fortuin hadden gemaakt in Nederlands-Indië of in de opkomende vaderlandse economie. Mannen van stand zoals de oud-planter Christiaan van Lennep en de bankier Benjamin Blijdenstein gingen wonen in fraaie buitenplaatsen aan de ’s-Gravelandseweg. De Van Lenneplaan, de Blijdensteinlaan en niet te vergeten het Pinetum Blijdenstein met zijn internationaal bekende collectie coniferen herinneren daar nog aan.

De Trompenberg
De Trompenberg en omgeving lagen op zo’n tien minuten gaans van het dorp Hilversum. Het hooggelegen gebied was onbebouwd en was omgeven door dennenbossen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de Geneeskundige raad voor Noord-Holland dit terrein uitkoos voor zijn plannen voor een herstellingsoord. De Trompenberg met zijn hoogte van 27 m. boven N.A.P. maakt deel uit van de Utrechtse Heuvelrug die grofweg loopt van de Grebbeberg tot aan Muiderberg. Die heuvelrug werd gevormd tijdens de voorlaatste IJstijd, het Saalien, die van 238.000 tot 138.000 jaar geleden duurde. In die periode breidde de ijskap van de Scandinavische landen zich langzaam in alle richtingen uit. De ijskap, die een hoogte van wel 200 à 300 meter bereikte, schoof een grote hoeveelheid zand en stenen voor zich uit. Dat waren sedimenten die het ijs onderweg had meegenomen. Ook zaten daar stenen bij die afkomstig waren uit Scandinavië. Aan de gestage zuidwaartse beweging van de ijsmassa kwam een einde toen deze ‘t Gooi had bereikt. De zandmassa vormde de Utrechtse Heuvelrug en de bewoners daarvan zouden nog eeuwen later als zij in de bodem groeven op de Scandinavische zwerfkeien stuiten. De bekendste daarvan, de Hilversumse en de Amersfoortse kei, werden in triomf naar het centrum van de stad getransporteerd en zijn daar nog steeds te bewonderen.

Naamgever Cornelis Tromp
De Trompenberg dankt zijn naam aan Cornelis Tromp (1629-1691), de eigenaar van de buitenplaats De Trompenburgh in ’s-Graveland. Tromp was één van Nederlands belangrijkste vlootvoogden. Na Michiel Adriaensen de Ruyter en zijn vader Maarten Harpertsz. Tromp (Bestevaer) staat hij op de derde plaats in de rangorde van de roemvolle admiraals in de Gouden Eeuw. Cornelis Tromp was geen gemakkelijk mens. Regelmatig kwam hij als aanhanger van de latere stadhouder Willem III in aanvaring met raadpensionaris Johan de Witt. Ook tussen hem en De Ruyter, die als staatsgezinde vlootvoogd goed met De Witt kon opschieten, boterde het niet. Nadat Tromp tijdens de Tweedaagse Zeeslag tegen de Engelsen (1666) tegen alle orders in was weggevaren, werd hij op non-actief gesteld. Hij trok zich terug op de buitenplaats De Trompenburgh. Daar woonde hij in de zomermaanden met zijn gezin en ontving belangrijke gasten.

Tromp wandelde graag van zijn woning naar de Trompenberg, het hoogste punt in ‘t Gooi. Die berg werd toen nog Hoge Dreuvik genoemd. Vermoed wordt dat die naam ‘droevige plaats’ betekent en betrekking heeft op een daar vroeger gelegen buurtschap, die de bewoners al in de Middeleeuwen hadden verlaten. Een andere verklaring is dat de naam is afgeleid van twee woorden uit het Middelnederlands, druve (drift) en wike (schuilplaats), en zoveel betekent als hooggelegen schuilplaats voor drijvers van vee. Vanaf de berg kon Tromp bij helder weer de schepen op de Zuiderzee zien varen. De Trompenberg was toen nog aanmerkelijk hoger en er was nog geen bebouwing of begroeiing die het uitzicht belemmerde.

Zowel de berg als de omgeving bestond uit woeste grond. Het Spanderswoud zou pas in het begin van de negentiende eeuw worden aangelegd. Tromp kreeg toestemming om een paar bomen op de top van de berg te planten, zodat hij in de schaduw kon zitten.

Herstel van kwalen: “Heilzaam luchtgenot”
Begin 1874 besloot de Geneeskundige raad voor Noord-Holland tot het instellen van een commissie die de mogelijkheden moest onderzoeken om in de provincie een locatie aan te wijzen voor de realisatie van een herstellingsoord. De raad overwoog dat er in landen als Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Italië op heilzame plekken een Kurort of Heilanstalt tot ontwikkeling was gekomen waar patiënten konden herstellen van hun kwalen. Hoewel het klimaat in Nederland daarvoor wellicht minder gunstig was dan in de zuidelijker gelegen landen, verwachtte de raad dat er ook in ons land plaatsen waren waar een ‘heilzaam luchtgenot’ aan genezing zou bijdragen. Een bijkomend voordeel was dat patiënten dan niet meer een dure reis naar het buitenland behoefden te maken. De commissie bracht reeds in het najaar van 1874 haar rapport uit. Daarin wees zij het terrein van de Trompenberg in Hilversum aan als de in alle opzichten meest geschikte locatie voor een vaderlands herstellingsoord. De commissie had al gesproken met de eigenaar, Albertus Perk, die bereid was het terrein voor een redelijke prijs van de hand te doen. De commissieleden waren zo overtuigd van hun keuze dat zij zelfs al hadden nagedacht over de meest geschikte plaats voor een pension en voor villa’s. De raad wees een aantal lieden aan om te zorgen voor de oprichting van een N.V. die het herstellingsoord moest gaan ontwikkelen.

“Kurort” of ontwikkelingsmaatschappij?
Op 6 februari 1875 werd de N.V. Herstellingsoord De Trompenberg opgericht met een aandelenkapitaal van 500.000 gulden. Behalve Penn en Van Hengel behoorde ook prins Willem Frederik Hendrik, de broer van koning Willem III, tot de aandeelhouders. De N.V. werd geleid door een tweekoppige directie waartoe Jacobus Penn tot zijn dood in 1890 behoorde. De doelstelling van het bedrijf was ‘het stichten van een herstellingsoord, door het aanleggen van terreinen, de aanbouw en de bevordering van aanbouw van hygiënisch goed ingerigte logementen, pensions, villa’s en andere inrigtingen’. Dat klonk mooi maar op den duur fungeerde de N.V. vooral als een ontwikkelingsmaatschappij. De vennootschap liet voor de inrichting van het terrein dat zij in eigendom kreeg een tekening maken. Het was een ontwerp in de populaire Engelse landschapsstijl met gebogen wegen en onverwachte uitzichten. Die wegen ontsloten de kavels die vervolgens aan particulieren werden uitgegeven.

Strenge voorwaarden
De kopers moesten aan een aantal voorwaarden voldoen. De tekeningen en bestekken van de te bouwen huizen moesten vooraf worden goedgekeurd door de N.V. Ook mochten er geen tapperijen, fabrieken, of andere hinder veroorzakende bedrijven worden gevestigd. Mestvaalten of vuilnishopen waren eveneens verboden. In sommige eigendomsakten van de huidige bewoners zijn deze bepalingen nog terug te vinden. Naast de verkoop van grond lieten de ontwikkelaars zelf een aantal villa’s bouwen die vervolgens werden verhuurd. Zo ontwikkelde zich uit het herstellingsoord het villapark Trompenberg, dat zich met zijn grandeur kon meten met de andere luxueuze woonoorden die in die tijd in Nederland het licht zagen.

Kurhaus: 20 kamers en 1 bad…
Boven op de Trompenberg liet de N.V. in 1875 het Paviljoen bouwen dat drie jaar later werd uitgebreid met een buitensociëteit. Beide werden geëxploiteerd door de Vereeniging Hilversum. Deze had tot doel het bevorderen van ‘gezellig verkeer, degelijke uitspanningen en sommige hier nog gemiste gerieflijkheden’. Van Hengel was één van de directeuren. In 1896 kwam de sociëteit in handen van de eigenaar van Het Hof van Holland die het de naam Kurhaus Trompenberg gaf. Een bedrieglijke naam want het Kurhaus zou nooit de functie van kuuroord krijgen. Het was een hotel met twintig kamers waar de gasten tot rust konden komen en genieten van de frisse lucht. Het Kurhaus telde maar één badkamer.

In de tuin lagen tennisbanen en er stond een theekoepel waarvandaan men een prachtig uitzicht had. Ook was er een muziektent waar regelmatig druk bezochte muziekuitvoeringen werden gegeven. In 1923 werd het Kurhaus afgebroken. Het enige wat nog over is van het complex is de bosrijke groenstrook tussen de Christiaan de Wetlaan en de Krugerweg, die vroeger deel uitmaakte van de tuin. Op het terrein van het vroegere Kurhaus verrezen woningen. Soms stuiten de bewoners van die huizen bij het spitten in hun tuin nog wel eens op het gravel van de vroegere tennisbaan. De Koepelweg, die vroeger uitkwam op de theekoepel, dankt zijn naam aan het eertijds fameuze uitkijkpunt.

Van Palace Hotel naar Residence
Lager op de berg, aan de Tromplaan, lieten de bestuurders van de vennootschap het Pension De Trompenberg bouwen. Het was een ontwerp van architect Isaac Gosschalk, die ook verantwoordelijk was voor Villa Erica (de huidige bibliotheek) aan de ’s- Gravelandseweg. In het pension, dat in 1876 werd geopend, logeerden vooral in het begin veel gasten met medische aandoeningen. Het pension werd later omgedoopt tot Palace Hotel.
Het telde vijftig kamers en drie badkamers. Het straalde grandeur uit en het werd al spoedig populair bij de Hilversummers die daar hun bruiloften en partijen vierden. In 1963 werd het hotel afgebroken om in de jaren zeventig plaats te maken voor het appartementencomplex van de Palace Residence. De goede bereikbaarheid van de Trompenberg was een belangrijk punt bij de marketing van het villapark. De vennootschap subsidieerde daarom jaarlijks met een bedrag van 300 gulden de paardentram die vanaf 1882 van het Hilversumse station naar ’s- Graveland reed. De tram reed over de ’s-Gravelandseweg en had een halte ter hoogte van het hotel aan de Tromplaan.

Herstellingsoord van Witte Kruis
Naast zijn activiteiten als directeur van de vennootschap bleef Penn met Van Hengel oog houden voor de verbetering van de gezondheidsvoorzieningen. In hetzelfde jaar als de N.V. richtten zij de Provinciale Noord-Hollandse Vereeniging het Witte Kruis op. Het was de eerste kruisvereniging van Nederland. De doelstelling van de vereniging was te trachten ‘ook in vredestijd de ellenden des levens te lenigen’. Het Witte Kruis kocht aan de noordkant van het park een villa met omliggende terreinen van de N.V. om daar het Herstellingsoord Heideheuvel voor meisjes en vrouwen te stichten. Architect was de populaire Hilversumse architect Jan de Groot, die het ontwerp van veel van de elegante witte villa’s in de Boombergwijk op zijn naam had staan. De Groot ontwierp Villa Heideheuvel in neogotische stijl met invloeden van Moorse stijlelementen. In de tuin van de villa stonden huisjes en lighallen waar tuberculosepatiënten in de zon konden genezen. Het gebouw, waaraan in de loop der tijd veel is verbouwd, maakt nu onderdeel uit van het Mediapark. De plannen om niet ver van Heideheuvel een crematorium te bouwen haalden het niet. Architect Abraham Salm, die ook het koetshuis aan de ’s-Gravelandseweg 144 ontwierp (nu in gebruik als de Kapel van de Vrijzinnige geloofsgemeenschap) maakte daar een ontwerp voor. Het werd echter nooit uitgevoerd.

Trompenberg als heilzame omgeving?
De N.V. verkocht de Trompenberg als een oord dat niet alleen op korte afstand van Amsterdam was gelegen maar waar het ook – dankzij de frisse lucht – goed toeven was. De N.V. maakte daarbij handig gebruik van het misnoegen van veel Amsterdammers over de stank die vooral zomers over de stad hing. De fameuze grachten van de hoofdstad fungeerden in de negentiende eeuw als open riolen en werden nog niet, zoals thans, dagelijks doorgespoeld.
Om rijke Amsterdammers te verleiden in Hilversum te komen wonen propageerde de N.V. dat wonen op de Trompenberg goed was voor je gezondheid. De ontwikkelaars gingen zelfs zo ver dat zij ‘t Gooi vergeleken met het Zwitserse Davos. Tuberculosepatiënten die zich dat konden veroorloven, reisden in die tijd naar dat oord om in de Alpen van deze toen nog levensbedreigende ziekte te genezen.

Dr. Duparc: “Dorado van de dood”
Dat ging enkele collega-artsen te ver. Dr. H.M. Duparc klom in de pen en toonde in juni 1877 in een artikel in de Amsterdamsche Courant aan de hand van de sterftecijfers van longteringlijders aan dat Hilversum en de Trompenberg voor de lijders aan deze ziekte een ‘Dorado van de dood’ waren. Ook J.G.J.J. Mol, geneesheer te Hilversum en duidelijk geen vriend van Penn en Van Hengel, zag helemaal niets in het herstellingsoord op de Trompenberg en suggereerde dat de N.V. behalve een hygiënisch ook een financieel doel nastreefde. Hij wond zich daar zelfs zo over op, dat hij een boekje het licht liet zien. Daarin toonde de geneesheer met tal van argumenten aan dat de Trompenberg uit medischhygiënisch oogpunt geen enkele bijdrage leverde aan de volksgezondheid. In tegendeel, waar de Alpenlucht van Davos heilzaam was voor de longen van de patiënten die aan TBC leden, kon je in ‘t Gooi ’s winters maar beter binnen blijven als daar weer eens de noordwesterstorm woei. ‘Waar de een zijn illusie bevredigd ziet in een prachtige woning, daar zal de ander de laatste woning vinden, namelijk van zes planken’, zo voorspelde dokter Mol.

Dr. Penn: “Al vanaf de eerste dag voelt men zich beter”…
Penn voelde zich genoodzaakt op die kritiek te reageren. Hij vergeleek de sterftecijfers van de longteringlijders in Amsterdam met die van Hilversum en concludeerde dat de situatie in de hoofdstad vele malen erger was dan die in het dorp in het Gooi. Bovendien lag de Trompenberg op flinke afstand van de kom van Hilversum met zijn (inderdaad) ongezonde omgeving. De directie van de N.V. moest zich ook verdedigen tegen de aantijging dat er zieken werden geweigerd in het pension De Trompenberg en dat daar vooral gezonde gasten logeerden. De bestuurders betoogden in reactie daarop dat het niet verstandig was patiënten die leden aan een besmettelijke ziekte in het pension toe te laten. Het opnemen van mensen die leden aan epilepsie, drankzucht of die krankzinnig waren zou bovendien niet bijdragen aan de gewenste heilzame omgeving. Die patiënten werden daarom niet toegelaten. In het jaarverslag 1879 constateerde de directie dat het goed ging met N.V. Mensen die thuis langdurig ziek waren, begonnen zich al vanaf de eerste dag in het herstellingsoord beter te voelen.

Heren en dames van de toenmalige elite
Ondanks de kritiek van Duparc en Mol ontstond er al spoedig veel belangstelling om te gaan wonen op de Trompenberg. In 1880 kon de N.V. een dividend van vier procent aan haar aandeelhouders uitkeren. Dat percentage zou in de jaren daarop steeds variëren tussen de drie en de vijf procent. Notaris Albertus Perk hield in een schriftje nauwkeurig bij aan wie de percelen werden uitgegeven. In de eerste vijfentwintig jaar van het bestaan van de N.V. vonden niet minder dan 85 grondtransacties plaats. Die betroffen de verkoop van percelen, grondruilingen en transacties met de gemeente in verband met de wegen in het gebied. In totaal waren er zo’n vijftig personen of instellingen die een of meer percelen op de Trompenberg verwierven. De bewoners van het eerste uur vormden een mengelmoes van ondernemers, bankiers, oud-militairen en een hoogleraar. Het waren heren maar ook dames afkomstig uit de toenmalige elite.

De percelen aan de zuidkant van de wijk, tussen de Tromplaan en de Bussumergrintweg, waren het bescheidenst in omvang. Veel van de fraaie witte villa’s die de trotse eigenaren daar lieten bouwen kunnen nog steeds worden bewonderd. Zij staan tegenover de plek waar destijds het Pension Trompenberg (later Palace Hotel) zijn gasten ontving. Meer naar het noorden, richting Spanderswoud, werden de percelen groter en de huizen die daarop verrezen rianter. Helaas hebben slechts enkele van die landhuizen de economische ups and downs en het krijgsgeweld van de roerige twintigste eeuw doorstaan.

Villa Berkheide aan de Van Hengellaan 2 is een van de oudst overgebleven villa’s in de Trompenberg. Het pand werd in 1882 gebouwd in de eclectische stijl naar het ontwerp van architect E. Verschuyl. Opdrachtgever was B. Heldring, directeur van de Nederlandse Handelsmaatschappij en lange tijd voorzitter van de prestigieuze Amsterdamse Kamer van Koophandel.
Zijn overbuurman was E.M. Ostwalt, die zich eigenaar mocht noemen van vrijwel de gehele ovaal tussen de Jacobus Pennweg, de Witte Kruislaan en de Van Hengellaan. Het landhuis dat deze Amsterdamse zakenman daar in 1898 naar een ontwerp van architect Eduard Cuypers liet bouwen aan de Witte Kruislaan 6 met zijn oprijlaan en uitgestrekte tuin is de enige plek in de buurt die nog een indruk geeft hoe de Trompenberg er destijds uitzag. De tuin van Villa Ostwalt, of Villa Lommerrijk zoals deze thans wordt genoemd, met zijn waterpartijen en bruggetjes liet Ostwalt ontwerpen door landschapsarchitect D.F. Tersteeg, die ook de schetsen maakte voor het rosarium in de Boombergwijk.

Het waren niet de minste architecten die de nieuwe bewoners van de Trompenberg in de arm namen. H.P. Berlage, die internationaal faam verwierf met zijn ontwerp voor de koopmansbeurs in Amsterdam, tekende voor twee villa’s in de wijk. Een daarvan, Villa Zonneheuvel (thans Villa Hoogerheide) aan de Ceintuurbaan 2, herbergt nu de kinderopvang van Koningskinderen. Het pand werd in 1894 gebouwd voor de weduwe W.H. Hubrecht.
In datzelfde jaar verrees verderop aan de Ceintuurbaan op de hoek van de Akkerweg een tweede villa van de hand van de Amsterdamse bouwmeester. Deze keer waren Cornelis Cruys en zijn van oorsprong Duitse vrouw Emily Henn de opdrachtgevers. Na hun overlijden kreeg de villa een andere bestemming en werd verbouwd tot het Rusthuis De Wijde Blik. In 1961 werd deze schepping van Berlage afgebroken.
De bungalow die daar vervolgens verrees droeg lange tijd de naam De Wijde Blik en herinnerde daarmee aan het vroegere rusthuis.

Ook bekende architecten als I. Gosschalk, die de nog bestaande Villa Buen Retiro aan de Trompenbergerweg 6 voor zijn vader dr. H.H. Gosschalk ontwierp, J.W. Hanrath met de Villa Klein Trompenberg (later weeshuis d’Oranjeappel) aan de Jacobus Pennweg (bij het bombardement in december 1944 verwoest) en A. Salm met zijn woonhuis Beau Regard op de hoek van de Jacobus Pennweg en de Koepelweg (na de oorlog gesloopt) droegen een steentje bij aan de grandeur van het gebied.

Meest luxueuse villapark….
Zo verrees in de periode 1880-1900 op de Hilversumse Trompenberg een villapark dat tot de fraaiste en meest luxueuze van Nederland behoorde. Langs de lommerrijke lanen met hun zachte curven stonden statige eiken en beuken, soms wel twee rijen dik. In die boomrijke omgeving woonde de vaderlandse elite in statige panden met prachtige tuinen die werden onderhouden door een leger van tuinlieden. In diezelfde periode begon ook de ontwikkeling van de Boomberg, het Kannisheuvelpark, het Nimrodpark en het Diergaardepark, die nu tezamen met de Trompenberg het Noordwestelijk Villagebied van Hilversum vormen. Het was een rijkdom die in schril contrast stond met de armoede in de minder geprivilegieerde buurten van Hilversum. Een armoede waarover een van de initiatiefnemers van de Trompenberg, J.F. van Hengel, enkele decennia eerder zo betrokken had geschreven.

De verrommeling van het villapark
Erg lang zou het villapark als woonoord voor de bovenlaag niet bestaan. De economische crisis van 1929 trof ook de Trompenberg hard. Als gevolg van de malaise, het verhuizen of overlijden van de bewoners kwamen veel villa’s te koop te staan. De nieuwe generatie toonde echter weinig belangstelling voor de ‘kasten van huizen’ waarvan het onderhoud forse bedragen vergde. Veel van de panden werden daarom gekocht door ontwikkelaars die de monumentale villa’s lieten afbreken, de grond verkavelden en daarop nieuwe huizen bouwden. Dat waren doorgaans villa’s, bungalows of twee-onder-een-kaphuizen maar van veel bescheidener afmetingen. Dat proces werd tot laat in de twintigste eeuw voortgezet. Ook het Kurhaus en het Palace Hotel, die nog herinnerden aan de opzet van de wijk als herstellingsoord, vielen zoals reeds vermeld onder de slopershamer. De Trompenberg kreeg zo zijn huidige aanzicht. Hij werd van villapark tot villawijk. In plaats van landhuizen met kort geschoren gazonnen omzoomd door hoge rododendrons bood de wijk nu de aanblik van degelijke huizen met voortuintjes uit de jaren dertig en de naoorlogse periode. Na de elite van het fin de siècle bewoonde nu gegoede middenklasse de Trompenberg: hogere functionarissen van Gooise of Amsterdamse bedrijven en instellingen.

Duitsers nemen Trompenberg in bezit
In 1942 besloot de Duitse bezettingsmacht het Nederlandse hoofdkwartier van de Wehrmacht te verplaatsen van Den Haag naar Hilversum. Generaal F.C. Christiansen en zijn directe staf vestigden zich aanvankelijk in het Raadhuis maar in 1944 verhuisden de Duitsers naar de Trompenberg. De belangrijkste onderdelen van de staf werden ondergebracht in een bunker aan de Rossinilaan, die was gebouwd op het terrein dat had toebehoord aan de S.A. Rudelsheimstichting, een organisatie voor de opvang van joodse gehandicapte kinderen. Grote delen van de Trompenberg, het Kannesheuvelpark en het Nimrodpark werden Sperrgebiet: Zitadelle Hilversum. De bewoners van deze wijken kregen twee keer vierentwintig uur de tijd om hun boeltje te pakken en elders bij familie of vrienden onderdak te vinden. In de woningen die zo in beslag werden genomen trokken de Duitse stafofficieren. Hoe mooier het huis des te hoger de rang van de nieuwe bewoner. Nog lang na het einde van de oorlog vonden de bewoners van sommige van deze huizen overblijfselen uit die tijd. Die varieerden van een brandkast tot sigarettenpakjes, oude kranten of een portret van een hoge Duitse generaal. Bij de ingangen tot het Sperrgebiet verrezen slagbomen waar bezoekers hun Ausweiss moesten tonen. De slagboom op de Ceintuurbaan werd bewaakt door twee Duitse soldaten die in hun vorig leven circusartiest waren geweest. Als ze zich onbespied waanden door hun superieuren gebruikten ze hun slagboom als evenwichtsbalk om daar nostalgische circustoeren uit te halen.

Kaart gemaakt door verzet voor geallieerden

Bombardementen op Trompenberg
De Duitsers deden er alles aan de indruk te wekken dat de wijk nog steeds werd bewoond. Zij verplaatsten dagelijks de auto’s die de bewoners hadden moeten achterlaten en hingen zelfs wasgoed op. Vanuit de lucht moest het daardoor lijken alsof er niets was veranderd. Dankzij de activiteiten van de Hilversumse verzetsgroep Albrecht waren de Geallieerden echter goed op de hoogte van de aanwezigheid van Christiansen en zijn staf. Zijn hoofdkwartier en de conferenties die hier regelmatig werden gehouden met topfiguren uit het Duitse leger en de Nazipartij waren aanleiding voor de Royal Air Force om een tweetal bombardementen uit te voeren. Het eerste vond plaats op 29 december 1944 en trof vooral het gebied rond de watertoren. Daarbij kwamen zeven mensen om het leven onder wie een baby.

De watertoren werd beschadigd evenals het garagebedrijf Murk aan de Jacobus Pennweg en een aantal huizen in de omgeving. Vijf daarvan waren zo ernstig getroffen dat ze moesten worden afgebroken. Het tweede bombardement op 20 maart 1945, was geconcentreerd op de bunker aan de Rossinilaan en directe omgeving. De ravage en het aantal slachtoffers onder de Duitse militairen was groot. Er werden echter geen doelen in de Trompenberg getroffen.

De aanleg van de buitenring
Tot het bombardement van 1944 was de Godelindeweg een rustiek weggetje. Aan de zuidzijde stonden de karakteristieke witte vakwerkvilla’s van de architecten Kloppers en De Jong, die daar rond 1895 waren gebouwd. Ook nu nog vormen zij een contrast met de bakstenen huizen aan de overkant, die daar na de sloop van de villa van prof. J. van Rees aan de Ceintuurbaan 1 verrezen. De weg liep ter hoogte van de watertoren dood op de T-kruising met de Jacobus Pennweg. Vroeger lag daarachter het Kurhaus maar na de afbraak van dit complex waren daar woningen verrezen. Drie van deze huizen, Jacobus Pennweg 15, 17 en 19 waren bij het bombardement zo ernstig beschadigd dat ze moesten worden afgebroken. Aan het einde van de Godelindeweg ontstond daardoor een gat in de bebouwing. Die opening bood de gemeente de mogelijkheid een oude wens in vervulling te doen gaan, namelijk het doortrekken van de Godelindeweg naar de Krugerweg. Op die manier kon een verbinding tot stand worden gebracht van de Johan Gerardtsweg, via de Insulindelaan, de Godelindeweg, de Krugerweg en de Bussumergrintweg naar de Geert van Mesdagweg. Of in stedenbouwkundige termen: er kon een noordelijke tangent worden gecreëerd die een oplossing bood voor de toenemende verkeerscongestie in het centrum van de stad. De groei van het vroegere boerendorp tot een stad die in 1958 haar honderdduizendste inwoner verwelkomde, had in combinatie met de gestegen welvaart namelijk een forse toename van het autoverkeer met zich meegebracht.

Trompenberg-Oost of toch -Noord?
De aanleg van het noordelijke deel van de buitenring, zoals deze verbinding thans wordt genoemd, betekende een drastische ingreep in de structuur van de Trompenberg. De ring, waarover nu dagelijks meer dan 20.000 voertuigen rijden, vormt zowel een fysieke als een psychologische barrière tussen het zuidelijke en het noordelijke deel van de Trompenberg. Dat bleek eens te meer, toen de oprichters van onze buurtvereniging hun vereniging 25 jaar geleden ‘Trompenberg-Oost’ doopten in plaats van het historisch correctere ‘Trompenberg-Noord’. Zij overwogen nimmer het gedeelte van de Trompenberg aan de zuidkant van de buitenring bij de nieuwe vereniging te betrekken. Daar was overigens al eerder de vereniging Wijkoverlegorgaan Hoge Dreuvik opgericht die zijn naam later zou wijzigen in Trompenberg- Zuid.

Woningnood: uitbreiden of ‘inbreien’?
De woningnood, waardoor vooral jongeren moeilijk aan woonruimte konden komen, leidde in de jaren zeventig tot grootschalige en vaak ook gewelddadige protesten. Die vonden hun hoogtepunt in de rellen onder de kreet ‘Geen woning, geen kroning’ tijdens de troonswisseling in 1980. Als gevolg daarvan was in die tijd het voorzien in de woningbehoefte een van de belangrijkste prioriteiten voor het Hilversumse gemeentebestuur. Door de ligging van de stad te midden van beschermde natuurgebieden waren de uitbreidingsmogelijkheden echter beperkt. Burgemeester en wethouders lieten daarom voor hun woningbouwplannen het oog vallen op de villawijken met hun extensieve bebouwing. Als gevolg daarvan sneuvelden ondanks de protesten van de buurtbewoners veel oude landhuizen onder de slopershamer om plaats te maken voor rijtjeshuizen of appartementengebouwen. De complexen aan de Van der Lindenlaan en de Heuvellaan in de Boombergwijk uit de jaren tachtig zijn daar voorbeelden van.

Dan maar het Heksenweitje
Op de Trompenberg waren de meeste villa’s inmiddels afgebroken, zodat er weinig mogelijkheden meer bestonden tot ‘verdichting’ van de bebouwing. Dat gebeurde alleen op het terrein van het voormalige Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) aan de Van Hengellaan en het Nieuw Lyceum, dat in de jaren negentig werd opgeheven om plaats te maken voor de woningen van het Vivaldipark. De enige plek die nog onbebouwd was gebleven was het Heksenweitje, een gedeelte van de vroegere Oude Eng tussen de Hoge Naarderweg en het Mediapark (toen nog Omroepkwartier geheten). De plannenmakers van de gemeente schrokken er niet voor terug daar 250 woningen in de sociale sector te projecteren.
De ontsluiting was gedacht via een weg over de kinderboerderij. De aankondiging van deze plannen leidde in de zomer van 1988 tot de oprichting van de Buurtvereniging Trompenberg- Oost. Gesteund door de buurtbewoners verzette deze vereniging zich met succes tegen de woningbouwplannen. Ook de latere plannen om het Heksenweitje te benutten voor een uitbreiding van het Mediapark kwamen dankzij de acties van de buurtvereniging niet verder dan de tekentafel.

Beschermd stadsgezicht
Eind jaren negentig trad er een wijziging op in de visie van de gemeente op de villawijken. Op verzoek van de provincie Noord-Holland en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg stelde de gemeente het rapport Noordwestelijk Villagebied Hilversum –  Cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting op. Daarin werd geconstateerd dat het villagebied gezien de betekenis voor zowel de lokale als de nationale cultuurhistorie voor bescherming in aanmerking kwam. Deze bescherming kreeg in 2007 zijn beslag door het van kracht worden van het nieuwe bestemmingsplan voor het Noordwestelijk Villagebied en de aanwijzing van dit gebied, waartoe ook de wijk Trompenberg behoorde, als beschermd stadsgezicht.

Heksenweitje ‘Groene Vinger’
De snode plannen van de gemeente hadden ook een positieve kant. Het gezamenlijke verzet daartegen schiep namelijk een band tussen de buurtbewoners. Die leerden elkaar beter kennen tijdens de protestvergaderingen en de inspraakbijeenkomsten. Samen staken zij de handen uit de mouwen tijdens hooiactiviteiten in het kader van het ecologisch beheer van het Heksenweitje. En na afloop wisselden zij tijdens de borrel onder het genot van een hapje en drankje hun ervaringen uit als bewoner van de wijk. Inmiddels is het Heksenweitje als ‘groene vinger’ opgenomen in het structuurplan van de gemeente, zodat in ieder geval voorlopig niet meer hoeft te worden gevreesd voor een nieuwe aanslag door de gemeente op dit natuurgebied.

Literatuur:
– Haan, James de, Gooise Villaparken. Ontwikkeling van het buitenwonen in het Gooi tussen 1874 en 1940 (Haarlem 1990).
– Hengel, J.F. van, Geneeskundige plaatsbeschrijving van het Gooiland (’s-Gravenhage 1875).
– Jongh, Th.J. de, ‘Bombardementen op de wijk Trompenberg’ in Eigen Perk 2 (1993).
– Koenders, Annette, Hilversum. Architectuur en stedenbouw 1850-1940 (Zwolle 2001).
– Mol, J.G.J.J., Hilversum en de Trompenberg als herstellingsoord, uit een medischhygienisch en sociaal oogpunt beschouwd (Utrecht 1876).
– Monumentencommissie gemeente Hilversum, Monumenten in Hilversum. Deelgebied 12. Omgeving “Trompenberg” (Hilversum 1989).
– Prud’homme van Reine, Ronald, Zeehelden (Amsterdam 2005).
– Schuyt, Bram van der, en Ineke de Ronde, De ’s-Gravelandseweg en zijn bewoners (Hilversum 2005).
—————————————————————————————————-

 

Lezing: De geschiedenis van Trompenberg

Kaart Trompenberg 1898

Op woensdag 25 april 2018 organiseren de buurtverenigingen Trompenberg-Zuid “De Watertoren” en Trompenberg-Oost een gezamenlijke lezing met als onderwerp: De geschiedenis van Trompenberg.

De lezing wordt gegeven door buurtgenoot en historicus Pieter Hoogenraad (op foto) in studio 2 van het Muziek Centrum van de Omoep, MCO, Heuvellaan 33, Hilversum.

Na afloop bestaat er gelegenheid samen nog wat te drinken en wellicht nader kennis te maken.
Inloop: 19.30 uur
Aanvang lezing: 20.00 uur
Borrel (voor eigen rekening) vanaf 21.15 uur
U kunt zich tot uiterlijk 21 april 2018 aanmelden via email bij
m.e.tepper@gmail.com of telefonisch op 06 537 787 76.

80 jaar het kloppend hart van Trompenberg: de Hertenkamp

Als er één plek van bijzondere historische waarde in onze wijk zou moeten worden aangewezen, dan is het wel… De Hertenkamp? Jazeker! Want lazen wij al niet in de 11de jaargang van de Trompenberger (4 juni 2007) dat vlootvoogd Cornelis Tromp (1629 – 1691) regelmatig vanaf zijn buiten De Trompenburgh in ’s Graveland naar onze wijk kwam? En zitting nam langs (ongeveer) wat nu al bijna 80 jaar De Hertenkamp is?

Door Marijke Koeman

(Klik op de foto’s voor een grotere vertoning – oudere geschiedenissen vindt u in gedrukte Trompenbergers, in .pdf formaat hier.)

We citeren. “Als rechtgeaard zeevaarder bleef Tromp geboeid door de scheepvaart en hij kreeg van Stad en Lande van Gooiland toestemming om op de hoogste heuvel in de buurt van Hilversum een rustpunt in te richten van waaruit hij de zeevaart op de Zuiderzee kon waarnemen. Dit rustpunt, omgeven door enkele bomen en op oude kaarten nog aangegeven, lag op de toen nog wat hogere heuvel, die later afgevlakt is tot het huidige plateau bij de Watertoren (ca. 27 m boven N.A.P.) Omdat Tromp regelmatig vanaf zijn buiten in ’s Graveland hierheen kwam, vermoedelijk via de huidige Trompenburgerlaan en Tromplaan, kreeg de heuvel de naam ‘Trompenberg’.
Het zal vandaag misschien verbazing wekken dat men vanaf de Trompenberg schepen op de Zuiderzee kon zien. Toch was dit toen goed mogelijk omdat: 1) de Trompenberg, zoals gezegd, toen nog wat hoger was dan nu en 2) er in het Gooi voor 1850 weinig begroeiing met bomen was en 3) de toenmalige hoge zeilschepen van grote afstand te zien zijn.”

Bomen groeiden de hemel in

Uitzicht in 1957

“Wat de boombegroeiing betreft: het Gooi is lange tijd vooral een heidevlakte geweest, ten behoeve van de schapenhouderij door Erfgooiers. Bos had veel minder economisch nut en was daarom tot het midden van de 19e eeuw schaars. Nog in de jaren 1950 stond de huidige parkeerplaats aan de Ceintuurbaan bij de Hertenkamp op kaarten aangegeven als een uitzichtpunt en vandaar uit kon men een groot deel van het Gooi overzien. Het is niet zozeer de sindsdien tot stand gekomen bebouwing maar vooral de inmiddels veel hogere bomen die het uitzicht beperken. Zelfs in 1976 kon men op dit punt de ‘skyline’ van Bussum zien, wat nu echt niet meer mogelijk is. In die richting is niet veel gebouwd maar zijn de bomen sindsdien aanzienlijk (minstens 3 meter) hoger gegroeid.”

Hertenkamp al onderwerp in 1930

Schetsontwerp 1930

Dan nu verder met recenter eigen onderzoek. We doken in de archieven voor zover we ze konden vinden: oude kranten op het internet, het Streekarchief Gooi en Vechtstreek, de plaatselijke historische vereniging Albertus Perk met het blad Eigen Perk. Want hoe zit ’t nou met het ontstaan van De Hertenkamp? Al in 1930 wordt er door de gemeente gesproken over de aanleg van een park of hertenkamp op de plek waar we nu nog steeds Kinderboerderij De Hertenkamp vinden. We vinden zelfs een schets van het park uit 1930 bij het Streekarchief. (Zie foto). Maar het duurt nog even voordat de benodigde grond kan worden aangekocht…

De overtuin van mevrouw Waller-de Kock

Gooi en Eemlander 4 augustus 1938 (dubbel klik voor leesbare grootte)

Op 30 juni 1937 meldt de Gooi en Eemlander dat de gemeente overeenstemming heeft bereikt met mevrouw P. J. Waller-de Kock – wonende aan de Ceintuurbaan – over de overname van een stuk grond, haar ‘overtuin’, deels tegen zeer geringe kosten, deels gratis. Voorwaarde voor de schenking is dat de grond bestemd wordt tot park of hertenkamp waarbij het vrije uitzicht bewaard blijft. We vinden in het archief van SAGV een nieuw schetsplan van de hertenkamp van de hand van Dudok en de directeur van Publieke Werken, gedateerd november 1937.
Inmiddels heeft de crisis in Nederland toegeslagen. Om het schrikbarend aantal werklozen terug te brengen onstaan er hier en daar speciale projecten, waar zij te werk kunnen worden gesteld. De grond die is aangekocht, is te klein en moet vergroot worden, wil Hilversum in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de provincie om het hertenkamp-project ten goede te laten komen aan de werklozen. Op dinsdag 3 mei 1938 gaat de gemeenteraad van Hilversum akkoord met de aankoop van een laatste stuk grond, waardoor het plan voor het behoud van het uitzicht op Laren vanaf de Ceintuurbaan in werking gesteld kon worden.

Aan het werk

Het artikel van 10 mei 1939 (dubbel klik voor leesbare grootte)

Op 23 februari 1939 meldt de krant dat er hard gewerkt wordt aan de aanleg van de hertenkamp: op 9 mei 1939 wordt de aankomst van de eerste drie herten gemeld.  De eerste drie herten gearriveerd – Jong leven in Hilversums Hertenkamp
Hedenmorgen zijn de drie eerste herten — één bok en twee reeën — per auto uit Dordrecht in de Nieuwe Hilversumsche Hertenkamp aan de Ceintuurbaan gearriveerd.
In kratten verpakt kwamen de mooie, jonge dieren aan en weldra dartelden ze, weer genietend van de vrijheid na de vrij benauwde reis, over den nog kale grasmat van het voorloopig voor hen afgeschoten gedeelte bij het aardige stalletje. Voorloopig zullen ze hier van het gras nog wel niet kunnen leven en zal er dus moeten worden bijgevoerd. De directeur van Publieke Werken, ir. J. F. Groote, was mede „ter verwelkoming” aanwezig.
We kunnen nog mededeelen, dat gegronde hoop bestaat, dat nog deze kleine Hilversumsche hertenfamilie omtrent den langsten dag door geboorte zal worden uitgebreid.
Op 10 mei verschijnt opnieuw een artikel, met een foto waaruit blijkt dat de stal inmiddels gebouwd is.

Gooi en Eemlander 4 januari 1945

Oorlog verandert Trompenberg
In 1942 verhuisde het opperbevel van de Duitse Wehrmacht onder leiding van generaalvlieger F.C. Christiansen van Den Haag, uit angst voor een invasie aan de Nederlandse kust, naar Hilversum. Hij had met naar schatting 850 man bezit genomen van vele villa’s en gebouwen in de wijken Trompenberg, De Parken en andere delen van Hilversum. Op 29 december 1944 bombardeerden Britse vliegtuigen het gebied rond de watertoren. De Duitse bezetter leed er weinig onder: de bombardementen troffen helaas vooral particuliere woningen, zoals die aan de Jacobus Pennweg ter hoogte van de watertoren. Daardoor ontstond aan het einde van de Godelindeweg een gat in de bebouwing. Die opening bood de gemeente de mogelijkheid een oude wens in vervulling te laten gaan, namelijk het doortrekken van de Godelindeweg naar de Krugerweg. Daardoor kon het noordelijk gedeelte van de rondweg worden aangelegd. Zoals lokaal historicus Pieter Hoogenraad weleens uitroept: “Dankzij de geallieerden hebben we nu een ringweg in Hilversum…”

Hertenkamp wordt Kindeboerderij

Handtekeningen overhandigd aan wethouder Gieskens (29 maart 1984).

Tot in de jaren 80 van de vorige eeuw werd de hertenkamp bestierd door gemeente-ambtenaren. Er breekt een tijd van economische crisis uit: er moet bezuinigd worden en dus wordt geopperd de hertenkamp maar op te heffen. Dat valt niet goed bij de Hilversumse bevolking: vanaf 1938 hebben generaties lang genoten van een uitje naar de hertenkamp, een gezellige wandeling langs het eerst ijzeren buitenhek (later vervangen door hout), eendjes voeren en het uitzicht naar Laren en Blaricum bewonderen. Dat schaf je toch niet af?
Een actiecomité verzamelde 6000 handtekeningen en nodigde de raad uit om een kijkje te komen nemen. Dat was niet tevergeefs. De hertenkamp bestaat nog steeds. Nu niet meer als gemeentelijke activiteit maar als Kinderboerderij de Hertenkamp, aangestuurd door een onafhankelijke stichting. De gemeente betaalt voor de instandhouding van het hertenbestand en het onderhoud van de monumenten op het terrein, donateurs dragen een flink steentje bij en overige inkomsten worden gegenereerd door het aanbieden van dagbesteding aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

In strijd met de afspraken

Aanleg houten buitenhek 1970

In de jaren 90 is de crisis weliswaar voorbij, maar er is inmiddels sprake van behoefte aan nieuwe woningen. De gemeente komt met het idee om op het Heksenweitje achter de hertenkamp 260 woningen in de sociale sector te bouwen. Dat gaat een aantal buurtbewoners te ver: het is een prachtig stukje landschap, het laatste stukje onaangetaste “Eng” van ’t Gooi. De buurtvereniging Trompenberg Oost wordt opgericht. Samen proberen de buurtbewoners de gemeente op andere gedachten te brengen – en op zoek naar (nog meer) argumenten stuit lokaal historicus Pieter Hoogenraad op de afspraak met mevrouw Waller-de Cock. De ontsluitingsweg van de geplande woningen op het Heksenweitje was via de hertenkamp gepland. En dat was in strijd met de afspraken met mevrouw Waller.

Dus? Hoe bepalend is de Hertenkamp voor de historie van de wijk? Zeer! De hertenkamp is er nog, de buurtvereniging kwam, de woningen niet. Alleen het uitzicht is verdwenen…

Viering 80 jarig bestaan
Het bestuur van de kinderboerderij heeft besloten in 2018 (in het weekend van 2 en 3 juni) stil te staan bij het feit dat de gemeenteraad 80 jaar geleden, in 1938, besloot tot het aanleggen van een hertenkamp. Een echte, officiële start of opening is er nooit geweest. De eerste herten arriveerden in 1939. En de totstandkoming, van “droom tot werkelijkheid”, besloeg maar liefst negen jaar!

PS: We hebben het uitgezocht: Het of De Hertenkamp. Een verklaring is voor het verschil is te vinden in de stijlgids van het NRC: Beide lidwoorden worden gebruikt, maar de betekenis verschilt. Het kamp: legerplaats; aanhangers van één bepaalde partij. Samenstellingen: het concentratiekamp, het regeringskamp, het kinderkamp. De kamp: gevecht, wedstrijd; afgebakend veld. Samenstellingen: de wedkamp, de achtkamp, de schaaktweekamp. Curiosum: de hertenkamp, volgens Van Dale afgeperkt stuk land waar herten worden gehouden, maar je vraagt je af waarom. Er is geen (bronst)strijd tussen herten…
Alle beschrijvingen van historische hertenkampen in Nederland (en mede-hertenkamp-landen België en Duitsland) hebben het over DE hertenkamp. Dus dat houden wij hier ook maar aan.

Gesloopt op Trompenberg (4): Villa ‘Noorder Engh’

Foto van de achterzijde van villa ‘Noorder Engh’ (rechts) en het bijbehorende koetshuis (links, met het torentje), gezien vanaf de Ceintuurbaan, ongeveer ter hoogte van nummer 15.

Eerder verschenen in deze serie al drie artikelen, resp. over villa Reehoeve, Ceintuurbaan 1/hoek Godelindeweg, bewoond door o.a. prof. Van Rees (in De Trompenberger 2013, pag. 10 ), villa Casa Cara, Jacobus Pennweg 14/ hoek Koepelweg, bewoond door o.a. Paul Kruger (in De Trompenberger 2014, pag. 8) en villa Benvenuta, Trompenbergerweg 11, bewoond door o.a. mej. Blijdenstein (in De Trompenberger 2016, pag.8).
De Trompenbergers zijn in .pdf formaat hier te downloaden.
De serie wordt nu voortgezet op de website.

Door Henk Fijn van Draat

In de serie artikelen met de titel “Gesloopt op Trompenberg” besteden wij aandacht aan inmiddels afgebroken woningen en gebouwen uit de eerste bebouwingsperiode van onze wijk (eind 19e eeuw), waarin zeer grote villa’s op uitgestrekte kavels verrezen. Enkele daarvan bestaan nog steeds, zoals villa Hoogerheide (bouwjaar 1896, Ceintuurbaan 2), villa Berkheide (1892, Van Hengellaan 2) en villa Ostwald (1898, Witte Kruislaan 6). De meeste zijn in de periode 1920-1940 echter gesloopt, omdat ze vanwege hun grootte minder geschikt bleken voor bewoning zonder talrijk huispersoneel. Ze hebben plaatsgemaakt voor een veel groter aantal middelgrote villa’s en andere woningen. Omdat ze een beeld geven van onze wijk van ruim een eeuw geleden, brengen we ze in deze serie artikelen weer voor het voetlicht. 

Kavel Jacobus Pennweg 20 (toenmalige nummering)

Figuur 1: Kadastrale schets van Trompenberg in 1898 met de namen van de bewoners van de kavels, behorende bij een adres/verzoek van NV Herstellingsoord ‘de Trompenberg’ aan de gemeente Hilversum, d.d. 15 oktober 1898 (Noord is naar rechts!) Geheel links is de ’s-Gravelandseweg; boven de Bussumergrintweg; onder de Hoge Naarderweg en rechts (in blauw) de Doodweg. Bron: Streekarchief Gooi en Vechtstreek (SAGV) – archief gemeentebestuur Hilversum 1851-1939, inv.nr 2035

Op de verkavelingschets uit 1898 van NV Herstellingsoord ‘de Trompenberg’ (zie figuur 1) en de vergrote uitsnede daarvan (figuur 2) is te zien dat het gebied tussen de Jacobus Pennweg, Ceintuurbaan en Koepelweg in 1898 was opgedeeld in een relatief klein stuk aangeduid met de naam ‘Salm’ en een groot deel (ca. 10.000 m2 ) aangeduid met ‘Van Bosse’. Tevens komt er aan de overzijde van de Ceintuurbaan een stuk grond (ca 8.000 m2) voor, aangeduid als ‘overtuin Van Bosse’. In totaal had Van Bosse dus zo’n 18.000 m2 grond aan beide zijden van de Ceintuurbaan.

Figuur 2: vergrote uitsnede van figuur 1, en gedraaid met nu het noorden naar boven.
Deze figuur laat de verkaveling zien van het gebied tussen de Jacobus Pennweg, de Ceintuurbaan en de Koepelweg,
De kavel in de zuidwestelijke hoek (bij de hoek Koepelweg en Jacobus Pennweg is van de architect A. Salm, G. Bzn en de rest (meer dan 10.000 m2) is van de heer J. M. van Bosse.
De adresboeken uit die tijd vermelden dat op het stuk van de Jacobus Pennweg tussen de Koepelweg en de Ceintuurbaan aan de even (oostelijke) zijde in 1898 drie adressen voorkwamen: nummer 16 bewoond door architect A. Salm G. Bzn, nummer 18 bewoond door H. de Kolff en nummer 20 bewoond door J.M. van Bosse.

Figuur 3: Bebouwingsplan voor het gebied tussen de Jacobus Pennweg, Ceintuurbaan en Koepelweg. Het pand aangegeven met nr. 20 is het hoofdgebouw (chalet) van de heer Van Bosse. Het ongenummerde gebouw aan de Jacobus Pennweg is het koetshuis waarin ook een koetsierswoning was ondergebracht. Bron: SAGV 167 – 106301

Dat er drie woningen stonden, klopt met een planschets uit die tijd (figuur 3), waarop drie panden op bovenvermeld gebied staan afgebeeld. Nummer 18 is het koetshuis – bewoond door De Kolff – en behorende bij het hoofdgebouw op nummer 20.

De hier genoemde huisnummers zijn volgens de nummering uit die tijd en verschillen van de in de veertiger jaren van de 20e eeuw doorgevoerde hernummering van de Jacobus Pennweg.

 

Figuur 4: Voorzijde (NW gevel) met ingang van Chalet Jacobus Pennweg 20 (bron: SAGV 167-76881)

Indrukwekkend
De in het Streekarchief aanwezige bouwtekeningen (figuren 4-6) geven een indruk van het door (de buurman!) A. Salm G. Bzn in 1892 ontworpen “Chalet J. M. van Bosse a/d Trompenberg te Hilversum”. Het is zeer rijk van ornamenten voorzien en een met talrijke balkons, gaanderijen en torens uitgerust en in chaletstijl opgetrokken bouwwerk. De hoofdingang bevond zich in de noordwestelijke gevel, gericht op de kruising Jacobus Pennweg/Ceintuurbaan en het ‘boschje van mej. Blijdenstein’ (het huidige groengebiedje tussen de Jac. Pennweg en de Trompenbergerweg) en haar villa Benvenuta. De aanblik van dit ca. 14 meter hoge chalet moet indrukwekkend zijn geweest. Het torende hoog uit over de toen nog lage beuken aan de Jacobus Pennweg en de Ceintuurbaan. Verschillende bronnen geven aan dat dit huis de naam ‘Noorder Engh’ droeg.

Figuur 5: vln.r linkerzijde, achterzijde en rechterzijde van Chalet Jacobus Pennweg 20 (bron SAGV 167-76881)

Niet klein behuisd…
De heer Van Bosse was bepaald niet kleinbehuisd. De hoofdafmetingen van zijn chalet waren ruim 14 x 14 meter, met een sous-sol (souterrain), een bel-étage en een 1e étage, alsmede een immense zolder. Het souterrain herbergde naast allerlei ‘berghokken’ een ‘knechts-kamer’, een turfhok, een provisiekelder, een wijnkelder, een ‘strijkkamer’ alsmede een zeer ruime keuken (5 x 6 m) met nog een aparte spoelkeuken. De bel-étage, met de voordeur bovenaan een statige trap, bevatte naast een salon en eetzaal (7,3 x 5,5 m) een ‘office’, een ‘billardkamer’ (van ruim 5 x 5 m) en een ruime vestiare.

Figuur 6: Indeling van de bel-étage Chalet Jacobus Pennweg 20 (bron SAGV 167-76882)

Op de eerst étage bevond zich de ‘Slaapkamer Mijnh. en Mevr’., een badkamer, een ‘Cabinet de Toilette’ (met een aparte garderobe), een grote en een kleine logeerkamer, alsmede een ruime (ca 5 x 5 m) ‘Kamer-Mijnheer’. Dit lijkt inderdaad geen woning om zonder veel huispersoneel te bewonen en te onderhouden. De knecht had een eigen kamer in het souterrain en de verschillende dienstbodes sliepen doorgaans op de grote zolder.

De bouwtekeningen van architect A. Salm dateren uit november 1892; de bouwvergunning voor een ‘villa met koetshuis’ is eveneens in 1892 verleend; de werkelijke bouw zal grotendeels in 1893 hebben plaatsgevonden.

Koetshuis

Figuur 7: Koetshuis Jacobus Pennweg 18 behorende bij Chalet Jacobus Pennweg 20. De voorgevel was gericht op de Jacobus Pennweg (bron: SAGV 167-76884)

Het bij de woning behorende koetshuis (figuur 7) was eveneens zeer groot: ruim 12 x 16 meter en telde twee verdiepingen, met op begane grond een remise voor de koets(en), een paardenstal met boxen voor acht (!) paarden en een tuigkamer.

Op de eerste verdieping bevond zich een koetsierswoning en verschillende hooizolders.

Bewoners
Het chalet werd omstreeks 1893 gebouwd in opdracht van J.M. van Bosse, 1842-1912, lid van de directie van De Nederlandse Bank te Amsterdam. Hij was met zijn gezin ook de eerste bewoner en beschikte als één van de eerste Hilversummers over een telefoonaansluiting; in het adresboek van Hilversum van 1908 stond bij zijn naam vermeld: tel. 13.
Na 1912 wordt de naam van mevrouw P. J. Waller-de Kock (1856-1955, weduwe van H.J. Waller, 1841-1908) op het adres Jacobus Pennweg 20 vermeld, in elk geval tot en met 1935. Zij is bekend geworden als één van de twee schenkers van een stuk grond (haar ‘overtuin’) aan de Ceintuurbaan aan de gemeente Hilversum, onder het beding dat dit uitsluitend als hertenkamp of park in gebruik zal blijven.

Sloop van het chalet en koetshuis
De datum voor de sloop van het chalet aan de Jacobus Pennweg 20 is in het streekarchief niet direct te vinden. In 1938 en 1939 werden er op de kavel van Jacobus Pennweg 20 aan de kant van de Ceintuurbaan successievelijk de huidige woningen gebouwd en na de oorlog ook aan de kant van de Jac. Pennweg. Daarom moet worden aangenomen dat het imposante chalet en het bijbehorende koetshuis eind dertiger jaren van de 20e eeuw zijn afgebroken en hebben plaatsgemaakt voor thans liefst dertien ruime en moderne woningen.

Verantwoording:
Veel informatie en alle kaarten en bouwtekeningen zijn direct ofwel via de website www.gooienvechthistorisch.nl ontleend aan het Streekarchief Gooi en Vechtstreek,

November 2017, Henk Fijn van Draat

Villa Golestan en de Perzische prinses

Eén van de veel beschreven huizen in onze wijk Trompenberg is Villa Golestan aan de Jacobus Pennweg 19. Steevast lezen we in de beschrijving dat deze villa door de Hilversumse meester-architect Dudok was ontworpen voor de Perzische prinses Fatmeh of Fatemah Khanoum de Katschaloff. Een intrigerende naam… Wie was die Perzische prinses?
We gingen op onderzoek uit en stuitten op een intrigerend verhaal.

De prinses kwam helemaal niet uit Perzië (of het huidige Iran) en was niet echt een prinses, maar een Russin uit Sint Petersburg. Ze was de dochter van edelman Demetrius de Katchaloff en de Zweedse Antoinette van Freybourg. Tatiana werd geboren in 1900. In 1917, het jaar van de revolutie, sloeg het noodlot toe en werden Tatiana de Katchaloff’s vader, moeder, broer en oom door de bolsjewisten vermoord. Tatiana wist te ontkomen naar Londen, waar nog familiegeld aanwezig was.

In 1920 ontmoet ze in Zwitserland een in Londen gevestigde Perzische diplomaat, Prince Ala-Es-Saltaneh, beter bekend als Mehdi Khan. Ze trouwen. Ze krijgt daardoor de titel Prinses Ala al-Saltana en neemt de naam Fatemeh Khanoum aan. Tatiana leert zelfs Perzisch, voor ze met haar man in 1927 naar Perzië vertrekt. Volgens sommige bronnen bekeerde ze zich ook tot de Islam.
Het huwelijk houdt geen stand en Tatiana keert terug naar Europa, waar ze in Leuven filosofie gaat studeren en een boek over vrouwen in de Soviet Unie schrijft.

Grootgrutter De Gruyter
In Leuven ontmoet ze ook haar tweede man, Wilhelmus Josephus de Gruyter. Inderdaad, een telg van de befaamde grootgruttersfamilie. Maar Wilhelmus was niet echt geïnteresseerd in het familiebedrijf en spendeerde een aantal jaren in het klooster. Toen hij op eigen verzoek uittrad, claimde hij meteen zijn aandeel in het familiebedrijf. Het kwam daarna nooit meer goed met de rest van de familie.

Wilhelmus en Tatiana krijgen een kind, dochter Veronica, geboren in Parijs in 1944 of 1947. Neven van professor de Gruyter – we hebben nergens kunnen vinden in welk vakgebied – denken overigens dat niet Wilhelmus maar een Franse advocaat de vader is… Zelf is Veronica ervan overtuigd dat De Gruyter haar vader is. In een vraaggesprek met het tijdschrift New York Magazine laat ze ter ondersteuning haar geboorteakte zien – maar ze legt wel haar duim over de datum (een dame van stand laat nooit weten hoe oud ze écht is).

“Vreemde familie”
In opdracht van De Gruyter begon Dudok in 1952 aan het ontwerp van Villa Golestan. Waarom de familie zich in Hilversum wilde vestigen, is nergens terug te vinden. Misschien was het door Dudok?

De familie trok er in 1953 in. Maar natuurlijk verbleven ze ook in de grote wereldsteden en in Gstaad en Lausanne in Zwitserland en in Monte Carlo, zoals een rijke, ‘adelijke’ familie verplicht was.
Oud-buurtgenoot Martein Mulder weet zich nog te herinneren “Ik liep met de hondjes van de Prinses, vreemde familie… Later woonde er de directeur van Parker Vulpennen, maar ik was toen nog zo jong. Naast de bungalow woonde de familie Tjebbes. Doortje was toen mijn vriendinnetje, van de Vondelschool. Moeder speelde piano die in de hal stond en de hele Jacobus Pennweg kon dat horen, was leuk, op de hoek kinderarts Dr. Van Gogh.”

Wereldnieuws
De Gruyter overlijdt in 1958. Dochter Veronica trouwt drie maal, met allemaal zeer vermogende mannen. De laatste is de steenrijke Randolph Hearst van het Amerikaanse bladenimperium. Randolph werd in Nederland vooral bekend als de vader van Patty Hearst . Deze dochter uit een eerder huwelijk werd in 1974 als 19-jarige student ontvoerd door een linkse revolutionaire ondergrondse: de Symbionese Liberation Army. Maar niet alleen de ontvoering, maar ook haar latere deelname aan bankovervallen van deze groep waren een sensatie: het zogeheten ‘Stockholm syndroom’ (vereenzelviging van het slachtoffer met de daders) ten voete uit. Nadat ze uiteindelijk een jaar later was opgepakt, kreeg ze strafvermindering onder president Carter en volledige vrijwaring van schuld door president Clinton in 2001.

Veronica woont nog altijd in de Verenigde Staten en duikt, net als Patty en andere kinderen van Hearst, regelmatig op in de kolommen van bladen die graag schrijven over de high society, de New York socialites… Een raar idee: deze veelbesproken dame dartelde als kind door de bosrijke straten van Hilversum en genoot een thuis dat door niemand minder dan de grote Dudok was gebouwd…

Ook Tatiana woonde lange tijd in New York. Ze overleed er op 97-jarige leeftijd in New York, in 1997.

Tot zover de geschiedenis van Villa Golestan, de villa die Dudok ontwierp voor een Perzische prinses…

De Avondvierdaagse – en andere wandelingen door de wijk…

Door Marijke Koeman

00Het spande erom… Zouden de meer dan 2.000 (voornamelijk) kinderen op vrijdag 5 juni hun slot étappe van de Avondvierdaagse door onze wijk lopen? Of wordt-ie afgelast? Het was een trópische dag geweest, en vlak voor de start van de sportvelden van de Korfbal Vereniging Hilversum op sportpark Crailo begon het te betrekken. Er was een waarschuwingscode afgegeven: hevige regenval, hagel wellicht en onweer en rukwinden…

Maar ze kwamen!

Vrolijke groepen, soms prachtig uitgedoste kinderen trokken langs. Vanaf de Crailose brug door de Witte Kruislaan. In de Van Hengellaan hadden jonge buurtbewoners zelfs, heel spontaan, een standje met drinken ingericht. Dat was hard werken, want een slokje werd wel op prijs gesteld. Bekers tekort!
Via de Van Hengellaan ging het door naar de Trompenbergerweg, Jacobus Pennweg, naar de watertoren, en dóór voor het afsluitende defilé langs het Raadhuis. (Zie fotoreportage onder artikel)

Droog hebben ze het niet gehouden, maar weggespoeld of weggewaaid zijn ze ook niet…

“Woon je hier”, vroeg een goedlachse begeleider. “Ja”, antwoordde ik. “Dan ben je dus een kapitalist,” bulderde hij er nog harder lachend achteraan. Ik beaamde het maar (hij moest eens weten…) En opeens schoot me dat prachtige artikel uit het mei-nummer van Tussen Vecht en Eem in gedachten, over die andere invasie van de wijk… Hoe zou dat toch komen?

VARA-Zomerfeest
De V.A.R.A. – inderdaad nog met puntjes – vierde in 1931 een grootscheeps zomerfeest. Zo las ik in TVE. In het Spanderswoud! Het arbeidersvolk was vanuit alle hoeken en gaten in Nederland naar Hilversum afgereisd. Screen shot 2015-06-06 at 14.27.35Op Crailo was zelfs een tijdelijk station ingericht om de duizenden bezoekers in goede banen te leiden. Volgens schattingen waren er wel zo’n 100 tot 125 duizend VARA-leden op het Zomerfeest afgekomen. Maar ze kwamen ook per auto, fiets of zelfs paard en wagen.
Vanaf het tijdelijk station bij Crailo was een route uitgezet. De optocht verliep langs vrijwel dezelfde route als de Avondvierdaagse in 2015.
De marsen leidden toen naar en langs het (toen nieuwe) Vara-gebouw aan de Heuvellaan (nu het MCO) en het Raadhuis.

Groet aan Raadhuis

Eindbestemming was het Spanderswoud. Dat was overigens wel de laatste keer… Zóveel mensen tegelijkertijd op zo’n prachtige maar ook kwetsbare plek: dat nooit meer, besloot de gemeente een tijdje later.

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=cWn1GOhuw5A]

Terug naar nu
Geen (meer dan) 100 duizend, maar toch nog een groot aantal… De Avondvierdaagse van 2015 in Trompenberg.

Foto’s uit online krantenarchieven van Gooi en Eemlander en Het Volk; video Beeld en Geluid

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén